Voor het Angelman Syndroom

Speekselverlies / Kwijlen

Speeksel heeft allerlei taken in de mond. Het beschermt de tanden en kiezen, helpt bij het eten en drinken en houdt de mond vochtig bij het praten. In het begin wordt het speeksel automatisch weggeslikt met zuigen en slikken, maar later, als een kind meer willekeurige mondmotoriek krijgt, moet het leren om tussen de maaltijden door het speeksel door te slikken. Daarvoor moet het kind voelen dat er speeksel in zijn mond zit en weten dat het dan moet slikken.
Kwijlen kan omschreven worden als het (ongecontroleerde) verlies van speeksel uit de mond. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is kwijlen doorgaans niet het gevolg van overproductie van speeksel, maar liggen er andere oorzaken aan ten grondslag.

De oorzaken van kwijlen moeten veelal gezocht worden in slikstoornissen. Als gevolg hiervan kan de persoon het speeksel niet goed uit de mond wegwerken en hoopt het speeksel zich op voor in de mond. Houdings- en bewegingsafwijkingen spelen een belangrijke rol bij (ongecontroleerd) verlies van speeksel (b.v. een houding waarbij het hoofd voorover, naar beneden afhangt en soms ook nog overmatig wordt bewogen). Er kunnen ook afwijkingen zijn van de vorm, grootte en functie van de kaak en/of de tong. Soms passen de kaken onderling niet goed  en sluiten de tanden en kiezen niet goed op elkaar. Vaak hebben personen die kwijlen een zogenaamde open beet, dat wil zeggen dat de boven- en ondertanden elkaar niet raken bij dichtbijten en er een opening in het front blijft bestaan, waardoor de tong in rust en vooral bij slikken uitsteekt en het speeksel uit de mond kan lopen. Wanneer daarnaast de lippen niet passief gesloten kunnen worden, is het beeld van een open mond met open beet compleet.

Andere oorzaken van kwijlen kunnen bewustzijnsstoornissen zijn, zoals absences en andere vormen van epilepsie, waarbij de spierspanning aan veranderingen onderhevig is. Ook als gevolg van medicamenteuze behandelingen met bijvoorbeeld Clonazepam (Rivotril) ontstaat speekselvloed (daadwerkelijke overproductie). Meestal wordt een combinatie van de bovengenoemde oorzaken geconstateerd  bij kinderen en volwassenen met het Angelmansyndroom.

Problemen die bij het verlies van speeksel voorkomen:

  • Het ziet er ?vies? uit
  • De geur van opdrogend speeksel is naar en onprettig
  • Het speeksel rondom de mond en kin verweekt de huid, met beschadiging en gevoeligheid tot gevolg
  • De kleding en de omgeving (zoals de rolstoel, het speelgoed, de boeken, enz.) worden nat.
  • Het speeksel kan rondslingeren bij (ongecontroleerde) bewegingen van het hoofd.
  • Daarnaast kan door verlies van het nodige vocht uitdroging en obstipatie ontstaan en kunnen schimmelinfecties en tandvleesontstekingen voorkomen

 

Mogelijkheden voor het verminderen van speekselverlies:

Om speekselverlies  te verminderen geeft de logopedist adviezen aan de omgeving en/of aan het kind. Logopedie gericht op het verbeteren van de mondmotoriek en/of van de gevoeligheid in de mond kan een mogelijkheid zijn. Ook kunt u aan de logopedist vragen of zij Muellertechnieken kan toepassen, zoals  icing en brushing. Andere therapieën die het kwijlen kunnen verminderen zijn fysiotherapie en/of houdingsoefeningen en een medicamenteuze therapie. Natuurlijk kan er gekozen worden voor een combinatie van behandelingen. De medicijnen die gebruikt kunnen worden zijn: Detropine en Atropine. Ze reduceren de productie van kwijl.

De beperkingen en nadelen van deze behandelingen bij Angelmankinderen en volwassenen liggen meestal in de beperkte medewerking van de Angels zelf als gevolg van hun handicap, in de beperkte mogelijkheden van de begeleiding en het beperkte gezondheidsbudget. Medicijnen kunnen daarnaast ongewenste bijwerkingen veroorzaken, zoals problemen met plassen en zien en een zeer droge mond.

Daarnaast bestaan er mogelijkheden voor een speekselklieroperatie. Hierbij worden de klieren in de benedenkaak voor een deel los gehaald en van voren (in de kaak) met een lus weer naar achteren gelegd. Zo kan overtollig aangemaakt speeksel in de onderkaak nu direct terugvloeien in de keelholte. De ingreep is niet al te zwaar. Het resultaat is minder speekselverlies; met een vermindering van 50 tot 70 procent, afhankelijk van de situatie.

De nadelen van een chirurgische behandeling kunnen zijn dat er juist een droge mond ontstaat, waardoor tandbederf en/of tandvleesontsteking eerder kunnen optreden. De speekselklieren waarvan de afvoerbuis is omgeleid kunnen gaan stuwen of zwellen. Soms kan het zelfs zo zijn dat na zorgvuldige behandeling er nog steeds gekwijld wordt en er dus weinig of geen verbetering is bewerkstelligd. Ook kan er gekozen worden voor een Botox-injectie. Deze vermindert kwijlen bij kinderen met motorische of meervoudige handicaps. Dat blijkt uit een onderzoek van de Nijmeegse wetenschapper Jan van der Burg van de Radboud Universiteit Nijmegen.

Links:

 

Artikelen

Chirurgische behandeling van kwijlen:

Dr. Ph. A. van Damme, kaakchirurg en drs. W.M. van der Linden, tandarts; beiden verbonden aan het Universitair Medisch Centrum St. Radbout te Nijmegen.

 

Literatuur
Eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen

Lenie van den Engel-Hoek, Van Gorcum, ISBN 90-232-3450-2.
Hierin wordt een beschrijving gegeven van de aanpak bij vooral eet- en drinkproblemen, gebaseerd op mondmotoriek. Met uitgebreide therapeutische tips.

Bijzondere zorg voor bijzondere kinderen

Mirjam de Vos (red.), Elsevier gezondheidszorg, ISBN 90-352-2408-6.
Een algemeen boekje over het wel en wee omtrent het mcg-kind, gericht op ziekenhuisbezoek en opname in het ziekenhuis.

Behandelingsstrategieën bij jonge kinderen met voedings- & eetproblemen

onder redactie van Seys, Rensen en Obbink, Bohn, Stafleu Van Loghum, ISBN 90-313-3275-5.
In dit boekje komen de verschillende achtergronden van de eet- en drinkproblemen aan de orde (voedselweigering, maag- darmstoornissen, syndroomgebonden voedselweigering).

De behandeling van eetproblemen bij jonge kinderen met een lichamelijke of meervoudige handicap

Jan de Moor e.a., uitgave van de BOSK, ISBN 90 807537 2 6.
Een boekje over de gedragstherapeutische aanpak bij eetproblemen.